
Jurisprudentie
AY0393
Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200601061/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200601061/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 8 juli 2005, verzonden op 21 juli 2005, heeft verweerder aan [appellant A] een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 10.1, derde en vierde lid, van de Wet milieubeheer.
Uitspraak
200601061/1.
Datum uitspraak: 5 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beide gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Kapelle,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2005, verzonden op 21 juli 2005, heeft verweerder aan [appellant A] een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 10.1, derde en vierde lid, van de Wet milieubeheer.
Bij besluit van 14 december 2005, verzonden op 23 december 2005, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 21 januari 2006, bij de rechtbank Middelburg ingekomen op 30 januari 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 6 februari 2006 heeft de rechtbank het beroep doorgezonden naar de Afdeling.
Bij brief van 6 april 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J. van den Berge en E.J.W. Philipse, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het huidige geding.
2.2. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zoals dat vóór 1 juli 2005 luidde en voor zover hier van belang, kan tegen een op bezwaar genomen besluit geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt.
2.2.1. [appellant A] heeft zelf geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 juli 2005. Evenmin is gebleken dat [appellant B] namens [appellant A] bezwaar heeft ingesteld. Er bestaat geen grond om te oordelen dat [appellant A] dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Zij kan daarom, gelet op artikel 6:13 Awb, geen beroep instellen tegen het besluit van 14 december 2005. Het beroep, voor zover dat is ingediend door [appellant A] is niet-ontvankelijk.
2.3. Tegen het besluit van 8 juli 2005 heeft [partij] beweerdelijk namens [appellant B] bezwaar gemaakt. Verweerder heeft [partij] verzocht om aan te tonen dat deze daartoe was gemachtigd. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ontbreekt een dergelijke machtiging. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van [appellant B] dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep, voor zover dat is ingediend door [appellant B], is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep voor zover dat is ingediend door [appellant A] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor zover dat is ingediend door [appellant B] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Van der Maesen de Sombreff
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006
190-509.